Rapport met ervaringen van 114 ‘toeslagenkinderen’: ‘We moesten poepen in boterhamzakjes’
Toeslagenaffaire Een bureau tekende de ervaringen van kinderen met de Toeslagenaffaire op. Ze zijn nog altijd bang voor de overheid.
„We vroegen om flessen water bij de buren omdat we waren afgesloten. We moesten poepen in boterhamzakjes en warmden water op met de steengrill om ons te wassen”, zegt een oudere tiener. Een ander: „Het wordt op een gegeven moment normaal. Mijn vrienden hadden eten en ik bedacht smoesjes of zei dat ik geen honger had.” Een derde: „Ik heb met een nijptang mijn slotjesbeugel van mijn tanden gehaald omdat er geen geld meer was voor ortho.”
Het is een greep uit de verhalen van 114 kinderen, tieners en jongvolwassenen die het bureau Diversion optekende over hun ervaringen met de Toeslagenaffaire. Het rapport Ken ons, help ons is gemaakt in opdracht van het ministerie van Financiën, dat zich nu buigt over een ‘kindregeling’ voor tienduizenden kinderen wier ouders in financiële problemen kwamen doordat de overheid hen ten onrechte aanmerkte als fraudeur. Binnenkort wordt bekend wat die kindregeling inhoudt.
De stress die de boetes, aanmaningen, deurwaardersbezoeken en beslaglegging op de rekening thuis opleverden, tekende de jeugd van deze kinderen, zo wordt duidelijk uit het rapport. Sommige ouders stortten in, andere verloren hun werk, kwamen in de ww en later in de bijstand of de schuldsanering terecht. Andere ouders gingen uit elkaar. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek werden tussen 2015 en 2021 1.675 ‘toeslagenkinderen’ door de Kinderbescherming uit huis geplaatst.
Zo snel mogelijk naar de pinautomaat
Een jongvolwassene vertelt: „Het heeft zoveel effect nu nog op mijn dagelijks leven: ik ben vanaf mijn tiende de moeder in huis. (…) Daarnaast werk ik zes dagen in de week, soms dubbele diensten. Om schulden af te betalen. Mijn toekomst is mij ontnomen, dat wil ik graag meegeven aan de overheid. Dat ze daarbij stil staan.”
Een ander vertelt: „De uitkeringen van mijn moeder kwamen elke maand op een bepaalde dag. Wij stonden dan klaar om naar de pinautomaat te gaan: we moesten zo snel mogelijk al het geld van de rekening halen om eten te kunnen kopen. Soms waren we te laat, dan was het geld al weg. Afgegeven aan de Belastingdienst.” Geld alleen is niet genoeg, zo staat in het verslag en de aanbevelingen. Individuele hulp en individuele erkenning is wat deze kinderen vragen van de overheid. Een generiek bedrag en een website voor iedereen, met tips en suggesties, is volgens hen niet genoeg. De kinderen zouden graag een „financiële huisarts” hebben waar zij terecht kunnen en die onafhankelijk is: „Ze mogen er best voor betalen, maar ik wil niks meer met ze te maken hebben. Straks sta ik weer uren in de wacht, zoals bij de Belastingdienst.” Ze zijn, zo blijkt uit alle getuigenissen, bang voor de overheid en bang voor geld.
‘Ik was erg op mijzelf, ook omdat ik gepest werd. Ik sprak nergens over. Ook niet met docenten, vanwege de problemen thuis’
Minachting
De eenzaamheid die veel kinderen ervoeren doordat hun ouders zo veel problemen hadden, blijkt ook uit het rapport: „Ik was erg op mijzelf, ook omdat ik gepest werd. Ik sprak nergens over. Ook niet met docenten, vanwege de problemen thuis. Er waren dreigementen om ons uit huis te plaatsen, dus die angst speelde mee. Uiteindelijk houd je alles voor jezelf en ben je nergens meer open over.” Een ander zegt: „Ik was het pispaaltje op school, werd niet begrepen en gezien als agressief. Ik kon alleen niet vertellen hoe het thuis ging.”
Anderen vertellen dat ze hun ouders gingen minachten: „Ik nam mijn moeder lang niet serieus. Toen we in de winter twee weken zonder water kwamen te zitten, omdat mijn moeder de rekening niet kon betalen, was ik boos, en nam ik haar niet meer serieus. De brief van Rutte veranderde dit [veel gedupeerde gezinnen kregen vorig jaar een excuusbrief van premier Rutte] maar maakte me ook verdrietig. Ik ben mijn halve leven al boos op mijn moeder, dat is bepalend en lastig om overheen te komen.”
Bureau Diversion stelt dat de kinderen in elk geval geen „‘strenge hulp’ willen. Ze willen geen hulp van Jeugdzorg of bewindvoerders. En ze zeggen dat ze niet willen dat er consequenties zijn zodra ze een advies niet opvolgen. Vrijblijvende hulp willen ze wel. Van een mentor bijvoorbeeld: ‘Ik wil iemand die er echt voor mij is, zonder andere belangen.’ Dat kan, volgens de geïnterviewde kinderen. „ook best digitaal”.
Bron NRC